Central Park laat New York ademen.
Stedentransformatie: van grauwgrijs naar frisgroen
Gepubliceerd op donderdag 30 april 2020
Groene steden lossen problemen op. Slim toegepaste vegetatie heeft een positief effect op de klimaatopgave, luchtkwaliteit, biodiversiteit, stikstof, watermanagement en verkoeling in hete zomers. “Er ligt een enorme urgentie om steden groener te maken en problemen om te buigen naar kansen”, stelt Tim van Hattum van Wageningen University & Research. Hoe zorgen we voor voldoende groen in onze krappe steden, die tevens voor een fikse verdichtingsopgave staan?
Groene steden zijn geen vanzelfsprekendheid. De stedeling van vandaag is in de loop van decennia gewend geraakt aan beton, tegels, asfalt, grind en baksteen. Bekijk luchtfoto’s van Mexico Stad, Sao Paulo, Beijing, Caïro of Athene en je ziet een grijze betonnen jungle die reikt tot aan de horizon. Ook in de binnensteden van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Enschede en Eindhoven zal menigeen een verfrissend plukje groen missen. Het lijkt erop dat steeds meer stadsbestuurders zich dit realiseren. Neem Leiden, dat de verstening beu is en met het Singelpark één langgerekt groen lint krijgt rondom de oude binnenstad.
Lange tijd waren ‘stenige’ steden normaal. De noodzaak om ze groener te maken was er niet, of had geen prioriteit. Maar de actualiteit van vandaag is een totaal andere en de lijst met argumenten om steden groener te maken wordt steeds langer. Allereerst: de verandering van ons klimaat. Onze zomers worden heter en vooral stedelingen zijn daar de dupe van. In de stad is het al gauw zeven graden warmer dan op het platteland eromheen omdat beton en baksteen warmte vasthouden. Ook onze regenbuien worden extremer. Aanplant van groen zorgt dat water wordt opgevangen en vastgehouden terwijl tegels en asfalt overtollig water linea recta naar het riool laten stromen. Maar onze riolen zijn verouderd en hebben niet genoeg capaciteit.
Vegetatie zet CO2 om en vangt fijnstof af. Ook de biodiversiteit wordt gestimuleerd. Begroeiing trekt insecten en vogels aan. Maar het belangrijkste is dit: groen maakt mensen gelukkiger. Onderzoek toont aan dat patiënten in ziekenhuizen sneller herstellen als ze zicht hebben op een binnentuin. Kinderen met ADHD ervaren minder stress in de natuur en militairen met PTSS worden de bossen in gestuurd om weer tot zichzelf te komen. Al deze voordelen kunnen samengaan met de noodzakelijke stedelijke verdichting, zo betogen stadsbestuurders, wetenschappers en bouwkundigen. Komend decennium moeten er één miljoen nieuwe huizen gebouwd worden, voornamelijk in onze steden. Méér vegetatie houdt ze leefbaar.
Slimmere systemen
Onlangs verscheen het rapport ‘Nederland in 2120’, een toekomstvisie van Wageningen University & Research. Volgens het rapport zijn we in 2120 allemaal vegetariër of flexitariër. Zeewier en insecten staan op ons menu. Op zee wordt onze energie opgewekt. Langs onze rivieren hebben we groenbuffers. Ons areaal bossen is verdubbeld (om CO2 maximaal op te slaan) en in onze steden wordt iedere vierkante meter optimaal benut voor wonen, werken en recreëren.
Tim van Hattum, Programmaleider Klimaat van Wageningen University & Research, werkte mee aan het rapport. Hij gelooft sterk in nature based solutions voor de klimaatopgave, stikstofproblematiek, energietransitie, watermanagement en verduurzaming van de landbouw. Van Hattum: “Er ligt een enorme urgentie om steden groener te maken en problemen om te buigen naar kansen. Dit dwingt stedenbouwkundigen om integraal naar stadsontwikkeling te kijken.” Van Hattum noemt onder andere daktuinen, openbaar groen, verticaal groen tegen blinde muren (vooral in krappe binnensteden), grote parken voor de opvang van regenwater, wetlands en natuurinclusieve gebouwen. Ook de aanplant van bomen rondom steden, die uitnodigen om meer met hout te gaan bouwen, ziet hij als een reële optie.
Het rapport ‘Nederland in 2120’ is mede ingegeven door de klimaatverandering, die vraagt om een andere ontwikkeling van de stad. Door de toename van korte, hevige buien en extreem droge en hete periodes in de zomer, zullen stadsbesturen anders moeten gaan kijken naar bijvoorbeeld watermanagement. Van Hattum: “Onze steden zijn ontworpen om water zo snel mogelijk de stad uit te krijgen. Ze zijn slecht toegerust op de uitersten: droogte en extreme neerslag. Er is behoefte aan slimmere systemen, die water kunnen opvangen, hergebruiken, laten infiltreren, of, bij extreme hoeveelheden, afvoeren. Daarover moet goed worden nagedacht.”
Stadsbesturen moeten volgens Van Hattum “aan de voorkant” gaan sturen en randvoorwaarden stellen om alle problemen tegelijk aan te pakken. Het moment dat de riolering vervangen moet worden is ideaal. Veel rioleringen zijn aangelegd na de Tweede Wereldoorlog en zijn aan vervanging toe. De straat moet open. Op dat moment kan besloten worden om meteen de hele wijk te vergroenen en een deel van het regenwater op te vangen op daken, in tuinen en met openbaar groen in straten en parken. Van Hattum merkt dat er veel steun is voor zulke ideeën. “Ook grote aannemers en bedrijven in de betonindustrie zijn ermee bezig. Ze komen naar ons toe en denken met ons mee.”
Berken voor Boijmans
De veelgehoorde kritiek op vergroening van onze steden: het kost ruimte, die zo hard nodig is voor mobiliteit, woningen en voorzieningen. Arjen Ketting van het Rotterdamse architectenbureau MVRDV gaat daar niet in mee. Volgens Ketting is ruimtegebrek een rekbaar begrip. Ketting, die leiding geeft aan een team van architecten die projecten verduurzamen, vindt dat we anders moeten leren kijken en anders moeten gaan ontwerpen. Dankzij de beperkte ruimte komen juist ongekende mogelijkheden binnen bereik.
Ketting ziet nieuwe kansen in Rotterdam: “In deze stad blijft het tweede maaiveld vrijwel onbenut. Op het dak van de Bijenkorf, het stadhuis, Rotterdam CS en de torens van het Marconiplein is ruimte voor nieuwe gebruiksfuncties voor recreëren en horeca. Daar kan beter gebruik van worden gemaakt.” MVRDV zelf heeft een interessant track record wat groen betreft. Een van de projecten is de bouw van het depot van museum Boijmans Van Beuningen. Op het dak komt een bos met 75 volwassen berken. Eind dit jaar worden de bomen geplaatst.
Volgens Ketting hoeft vergroening dus niet ten koste te gaan van de ruimte en de verdichtingsopgave. Nieuwe, groenere ontwerpen kunnen meer functies combineren dan nu gebruikelijk is: wonen, werken en recreëren gaan gelijk op met CO2-absorptie en het bufferen van regenwater. Op en tussen de gebouwen is veel meer mogelijk, terwijl tegelijkertijd de sociale interactie en levendigheid van de stad wordt gestimuleerd. Ketting noemt Hongkong en Tokio als steden die met weinig ruimte heel veel doen.
Een vermeldenswaardig project van MVRDV is Valley op de Amsterdamse Zuidas (dat in april 2021 wordt opgeleverd). Valley sluit aan op de wens van de gemeente voor een gemengde stadswijk. Het project bestaat uit drie torens met begroeide terrassen. Het geheel lijkt op een mediterrane rotspartij. De hoogste toren is 100 meter. De binnentuin is voor iedereen toegankelijk. Er komen 196 appartementen (vrijwel allemaal huur) en er is ruimte voor 1.850 fietsen. Het gebouw, een samenwerking tussen architect Winy Maas en groenontwerper Piet Oudolf, scoort een energieprestatiecoëfficiënt van -0,3. Het wekt dus meer energie op dan het verbruikt. Ketting: “We hebben de beperkte ruimte heel intensief benut. Het relatief kleine kavel is bijna helemaal volgebouwd. In dat kleine stukje stad combineren we woningen, kantoren, publieke ruimte, cultuur, retail, horeca én ecologische waarde. We voegen meer groen toe dan er was.”
Groen tenzij
Misschien wel het summum van vergroening in Nederland is de nieuwe Utrechtse wijk Merwede, die vanaf 2021 wordt gebouwd langs het Merwedekanaal. Al het dakoppervlak van de 6.000 woningen zal worden benut. De helft van het dakoppervlak krijgt een vegetatiedak, de andere helft wordt gebruikt voor energieopwekking. De promenades langs het Merwedekanaal worden oases van groen. Ook tussen de woonblokken zal het groen zijn vanwege een veelheid aan binnentuinen (die dienen als ontmoetingsplekken). Opmerkelijk is het beperkte aantal parkeerplekken: 1.800. Ofwel: 1 parkeerplek per 3 woningen. Het beperkte autobezit wordt opgevangen met verschillende vormen van deelmobiliteit en hoogwaardig openbaar vervoer.
Utrecht laat de hoeveelheid groen in de stad gelijk op lopen met het aantal huishoudens. Wethouder Kees Diepeveen (GroenLinks) legt uit: “Ons streven is om niet onder de 105 m² groen per huishouden uit te komen. Dat is een gemiddelde. Op sommige plekken is dit meer en op andere plekken minder. Voor Merwede is ‘groen tenzij’ onze insteek. We gaan uit van groen. Alleen als het niet anders kan vanwege mobiliteit of andere noodzakelijke voorzieningen, wijken we af van ons tenzij-beleid. Dat is best een uitdaging want ontwerpers moeten anders gaan denken. Een supermooie uitdaging voor de ingenieurs van de toekomst!”
De bushokjes van Merwede krijgen waar mogelijk vegetatiedaken, net als in de rest van de stad. Utrecht heeft inmiddels 400 bushokjes met een groen dak. Daar is goed over nagedacht. Net als alle andere stenige steden heeft Utrecht veel last van hittestress in de zomer. De hoogte van gebouwen en de smalle straten zorgen voor meervoudige reflectie en sterke absorptie van warmtestraling. Vegetatie houdt water vast, dat kan verdampen en zorgen voor verkoeling. De sedumdaken op de bushokjes leveren daaraan een kleine bijdrage. Bovendien zuiveren ze de verontreinigende lucht en vangen ze fijnstof af.
Alle kleine beetjes helpen. En zijn hard nodig. Volgens landschapsarchitect Timo Cents van Arcadis worden we stilaan gedwongen om integrale oplossingen te bedenken. “Anders wonen we straks in onleefbare steden, met een verdoosd platteland met logistieke hubs eromheen.” De landschapsarchitect moet een dikke vinger in de pap krijgen bij bouwprojecten en vanaf de start in het bouwteam als gelijkwaardige partner meedenken en meebeslissen. Cents zat in het bouwteam van het nieuwe Triodos-kantoor in Driebergen (ontwerp van de campus) en het bouwproject Wonderwoods (zie kader). Zo kon hij zijn doelstellingen realiseren: “We brengen de natuur terug in de stad zonder de verdichtingsopgave los te laten.”